23-02-2023

Langverwachte Boek 5 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek op 1 januari 2023 in werking getreden: impact op uw algemene voorwaarden en overeenkomsten

Het is eindelijk zover: op 1 januari 2023 zijn Boek 1 (“Algemene bepalingen”) en Boek 5 (“Verbintenissen”) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek in werking getreden. De nieuwe regels zijn van toepassing op alle overeenkomsten die vanaf die datum worden gesloten.

De wetgever tracht met deze wetswijziging een nieuw evenwicht te vinden tussen de wilsautonomie van de partijen en de rol van de rechter als beschermer van de belangen van de zwakkere contractspartij en van het algemeen belang.

Hoewel de wetswijziging in grote mate een codificatie betreft van vaststaande rechtspraak, worden er ook een aantal significante hervormingen doorgevoerd. Het is dan ook van groot belang om stil te staan bij de impact van deze wetwijziging op uw algemene voorwaarden en overeenkomsten.

We sommen de belangrijkste nieuwigheden en codificaties hieronder even voor u op.

1. Precontractuele aansprakelijkheid

Het voeren van onderhandelingen is niet steeds geheel vrijblijvend. Het afbreken van onderhandelingen kan onder bepaalde omstandigheden als foutief gekwalificeerd worden en leiden tot precontractuele aansprakelijkheid. Het nieuwe verbintenissenrecht geeft een wettelijke basis aan de precontractuele aansprakelijkheid van de contractspartijen, waarbij tevens sancties wettelijk worden bepaald.

Wanneer onderhandelingen foutief worden afgebroken, houdt de aansprakelijkheid in dat de benadeelde persoon wordt teruggeplaatst in de situatie waarin hij zich zonder de onderhandelingen zou hebben bevonden.

Als een rechtmatig vertrouwen is gewekt dat zonder enige twijfel het contract zou zijn gesloten en dit niet gebeurt, kan dit betekenen dat men zowel de gemaakte kosten als het verlies van de verwachte voordelen uit het gesloten contract moet vergoeden.

Bij een schending van de informatieplicht speelt niet enkel de precontractuele aansprakelijkheid een rol, maar in het geval van bedrog, dwaling, geweld of misbruik van omstandigheden kan dit ook resulteren in de nietigheid van het contract.

2. Battle of the forms

De meeste ondernemingen maken gebruik van algemene voorwaarden om op terug te vallen in hun handelsrelaties. Het zijn standaardregels die op voorhand door een van de partijen voor een algemeen en herhaald gebruik zijn opgesteld. Over deze bepalingen wordt normaal gezien dan ook niet (of slechts in beperkte mate) onderhandeld met de andere contractspartij. In veel gevallen hanteren echter beide partijen algemene voorwaarden en proberen ze deze aan elkaar op te dringen.

Wanneer deze bepalingen inhoudelijk overeenstemmen doen er zich geen problemen voor. Wanneer er echter tegenstrijdige bepalingen zijn, stelt zich de vraag welke algemene voorwaarden primeren.

Het Nieuw Burgerlijk Wetboek bepaalt om, in geval van tegenstrijdigheden, de zogenaamde “knock-out” regel te gebruiken: beide sets van algemene voorwaarden zijn van toepassing, met uitzondering van de onverenigbare en tegenstrijdige clausules, die dan zonder gevolg blijven. Op de conflicterende bepalingen zal bijgevolg het gemeen recht van toepassing zijn.

Indien één van de partijen voorafgaand en uitdrukkelijk heeft aangegeven dat zij niet gebonden wil zijn door een overeenkomst indien sommige van haar algemene voorwaarden niet toepasselijk zouden zijn, speelt de “knock-out” theorie niet. Belangrijk om te benadrukken is dat verklaring uitdrukkelijk en voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst dient te gebeuren. Een verklaring daartoe opgenomen in de algemene voorwaarden zelf volstaat niet.

3. Imprevisie en verandering van omstandigheden

Over het algemeen geldt in het Belgische verbintenissenrecht “pacta sunt servanda”: partijen dienen hun overeenkomst na te leven. Indien een contractspartij zijn contractuele verplichtingen niet nakomt, begaat hij een contractuele wanprestatie en is hij contractueel aansprakelijk.

Een schuldenaar kan in principe enkel aan zijn contractuele aansprakelijkheid ontsnappen indien hij kan aantonen dat zijn niet-nakoming te wijten is aan een vreemde oorzaak die hem niet kan worden toegerekend. Een situatie van overmacht zorgt ervoor dat de schuldenaar zich in de ontoerekenbare onmogelijkheid bevindt om zijn verbintenissen na te komen.

Daar waar overmacht veronderstelt dat de uitvoering van de overeenkomst absoluut onmogelijk is geworden, houdt imprevisie in dat de uitvoering van de overeenkomst slechts buitensporig wordt bezwaard. De imprevisieleer staat een herziening van de overeenkomst toe wanneer zich na de contractsluiting nieuwe omstandigheden voordoen die niet te wijten zijn aan de partij die zich erop beroept, en wanneer deze omstandigheden de contractuele economie hebben verstoord.

De imprevisieleer werd in het verleden door het Hof van Cassatie steevast afgewezen, waardoor partijen erop waren aangewezen om hun overeenkomst van imprevisieclausules te voorzien.

Het nieuwe verbintenissenrecht verankert de imprevisieleer thans in het Belgische recht. Na de erkenning van het uitgangspunt van de bindende kracht van de overeenkomst in lid 1, worden in lid 2 van artikel 5.74 (Nieuw) Burgerlijk Wetboek de vijf toepassingsvoorwaarden opgesomd: (i), de veranderende omstandigheden moeten onvoorzienbaar (ii) en ontoerekenbaar zijn (iii), de schuldenaar mag het risico niet voor zijn rekening hebben genomen (iv) en de mogelijkheid tot heronderhandeling mag door de wet of door het contract zelf niet uitgesloten zijn (v).

Indien er voldaan wordt aan alle toepassingsvoorwaarden, kan de schuldenaar aan de schuldeiser vragen om het contract te heronderhandelen met het oog op een aanpassing of beëindiging daarvan. Bij gebreke aan akkoord tussen partijen binnen een redelijke termijn kan de rechter, op verzoek van de meest gerede partij, het contract aanpassen of geheel of gedeeltelijk beëindigen.

Artikel 5.74 (Nieuw) Burgerlijk Wetboek is van aanvullend recht, wat impliceert dat partijen de mogelijkheid tot heronderhandeling contractueel kunnen uitsluiten of wijzigen.

4. Sancties bij wanprestaties

Het nieuwe verbintenissenrecht heeft de wilsautonomie van partijen op het vlak van de toepassing van sancties aanzienlijk vergroot. Zo wordt er voorzien in een algemene mogelijkheid om, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan, verschillende sancties in geval van wanprestatie toe te passen zonder de tussenkomst van een rechter.

Zo kan de schuldeiser autonoom beslissen om een prijsvermindering door te voeren, de schuldenaar te vervangen door een derde of om de overeenkomst te ontbinden. De buitengerechtelijke ontbinding geniet aan de hand van een schriftelijke, gemotiveerde kennisgeving voortaan van een wettelijke grondslag.

De werking van deze sancties verlangt dus niet langer een voorafgaande tussenkomst van de rechter. De partijen kunnen deze mogelijkheid weliswaar contractueel uitsluiten of moduleren.

De toepassing van deze sancties geschiedt wel op risico van de schuldeiser. De rechter kan naderhand immers steeds worden gevat om de rechtmatigheid en regelmatigheid van de sanctie te beoordelen.

De mogelijkheid van partijen om op forfaitaire wijze een vergoeding vast te leggen die de schuldenaar in het geval van een toerekenbare niet-nakoming van een verbintenis verschuldigd is aan de schuldeiser, het zogenaamde schadebeding, blijft overeind.

Onder het oude recht kan een schadebeding worden gematigd door de rechter indien het bedrag van de bedongen schadevergoeding de “potentieel voorzienbare schade” kennelijk overschreed. In de praktijk bleek dit echter een zeer complex en moeilijk hanteerbaar toetsingscriterium te zijn. Aan dit criterium wordt onder het nieuwe recht verfijning aangebracht door de rechter een matigingsbevoegdheid toe te kennen in geval van “kennelijke onredelijkheid”.

De rechter zal voortaan de werkelijke en de potentiële schade in aanmerking moeten nemen, evenals alle andere omstandigheden, in het bijzonder de rechtmatige belangen van de schuldeiser. De werkelijke schade is dus niet langer de ondergrens van de matiging.

Bevrijdingsbedingen, waarmee een schuldenaar zijn/haar eigen aansprakelijkheid en/of aansprakelijkheid van diens aangestelden geheel of gedeeltelijk uitsluit, blijven principieel geldig. Op het vlak van de geldigheidsbeperkingen wordt echter deels een nieuw pad ingeslagen. Zo wordt niet enkel de exoneratie voor een eigen opzettelijke fout, maar ook voor de opzettelijke fout van een persoon voor wie men moet instaan voortaan voor niet geschreven gehouden.

In tegenstelling tot de B2B-wet van 4 april 2019, is het bevrijdingsbeding wel geldig in geval van zware fout. De gehele of gedeeltelijke uitsluiting van de aansprakelijkheid voor zichzelf of aangestelden ten gevolge van opzet, een fout die het leven of de fysieke integriteit aantast of die de overeenkomst uitholt, is evenwel ongeldig.

5. Nietigheidsregeling

Ook wat de nietigheidsregeling betreft, brengt Boek 5 van het (Nieuw) Burgerlijk Wetboek een belangrijke nieuwigheid met zich mee. Zo wordt naast de gerechtelijke en de minnelijke nietigheid nu ook de nietigheid op kennisgeving verankerd.

Traditioneel dient een contractspartij die, zich op een nietigheidsgrond wenst te beroepen, zich tot de rechter te wenden om van het contract bevrijd te kunnen worden.

Een contractspartij zal thans op grond van artikel 5.59, lid 3 bij een eenzijdige schriftelijke kennisgeving ten aanzien van de wederpartij de overeenkomst nietig kunnen verklaren, zodat de tijdrovende weg van een gerechtelijke procedure vermeden kan worden.

Ook hier geschiedt de nietigverklaring op risico van de partij die ze uitbrengt in die zin dat de tegenpartij zowel het bestaan van een nietigheidsgrond als de gevolgen van de nietigverklaring kan betwisten. De rechter die vaststelt dat het contract op ongegronde wijze nietig werd verklaard, kan oordelen dat de kennisgeving onwerkzaam is en dat het contract op grond daarvan nooit een einde heeft genomen. In dat geval kan de gestaakte uitvoering van de overeenkomst kwalificeren als een wanprestatie en kan dit zelfs de ontbinding van het contract in zijn nadeel verantwoorden.

Ondanks alle zorg die besteed is aan het opstellen van deze tekst, blijven onvolkomenheden mogelijk en kan de informatie hierin intussen achterhaald zijn door recente wetswijzigingen. De inhoud van deze nieuwsbrief is louter informatief en kan niet worden beschouwd als een volwaardig juridisch advies. Crowe Spark Legal en de auteurs van deze nieuwsbrief kunnen dan ook niet aansprakelijk gesteld worden voor de juridische volledigheid van onze nieuwsbrieven. Voor concrete vragen of informatie aangepast aan uw persoonlijke situatie kunt u uiteraard ons kantoor bereiken.

Benieuwd naar onze unieke aanpak?